“Hebben er nog mensen naar mij gevraagd mevrouw Brecht?” vraagt Emiel terwijl hij probeert op zijn andere zij te gaan liggen.
“Zeg maar Brechtel, Emiel, ja er hebben twee dames zich bij de receptie aangemeld om te informeren hoe het met je was.
De dames Zante en Rohrbach lieten weten, dat zij nu logeren bij mevrouw Reza Tolbouchin.
Ik heb uw zaktelefoon in gebruik. U neemt het me vast niet kwalijk.
Er is drie keer gebeld.
Ik heb mevrouw DuCalembour, Mariët van Santen en mevrouw von Oppenheim gerust kunnen stellen, zij bellen nog terug.”
Emiel genoot van deze vrouw, die tot hem sprak, de hele vrouwenwereld kwam weer bij hem binnen. Brechtel Brecht maakte een bijzondere indruk op hem, ze was zo”n beetje van zijn eigen leeftijd.
“U bent niet alleen mijn verpleegster, maar ook nog mijn secretaresse begrijp ik.”
Met een gebaar onderbrak Brechtel Brecht hem.
“U heeft volledige rust nodig, maar omdat deze heren van Europol zijn heb ik ze de toegang niet kunnen weigeren,” zei ze. Emiel schoot even in de lach,
“Serieus, zeiden ze dat? Zij hebben uw mooi tuk, ik heb voor deze heren een opdracht drie weken geleden afgerond waar zij over begonnen te zeuren.”
Brechtel kreeg er een kleur van en zei kordaat,
“Het is tijd voor een rit.”
Achter het bed vandaan haalde zij een rolstoel te voorschijn.
Ze kleedde Emiel aan in een dikke kamerjas en wikkelde hem in een plaid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten