1.1 De thuiskomst, Emiel komt terug uit Engeland.
Jansstraat 49 te Haarlem.
De boottrein dendert van de Nederlandse Spoorwegen uit Hoek van Holland, treinstel 962, een oudje -, binnen met veer¬tig minuten vertraging op het spoor 4 van het station Haarlem. Het is 18:57h.
De meeste mensen blijven zitten in de trein voor de verdere bestemming Hoorn. Enkele mensen stappen over naar Zandvoort en Amsterdam.
Slechts een handje vol mensen stijgt de trappen af,
van het opgeknapte station Haarlem, richting uitgang.
De reclameborden zijn allemaal verlicht, enkele bewegen,
de nieuwe reclame borden beginnen te spreken als je er langs loopt.
“Goedenavond, mevrouw, meneer, weet U dat de loketten aan de andere zijde van het station ook nu zijn geopend,
U doet er al Uw bankzaken.
Good evening lady”s & gentlemen, at the other side of the building you can banking, if you want.”
1.2 Stationsplein.
Bij de uitgang lopen enkele daklozen heen en weer en de spoor¬weg politie is alert. Het zijn enkel mannen van ondefinieerba¬re leeftijd. De sporen van hun bestaan zijn duidelijk zicht¬baar. Het is donderdagavond, de stationskapper is geopend, hij staat met een veger in zijn handen, zonder klanten in de scheer¬stoel. Hij alleen staat in de deuropening en kijkt met een uitdrukkingsloos gezicht naar de zoveelste scène van de daklo¬zen.
De TL verlichting van de snackbar knippert en de sigarenboer naast de kapper leest in zijn kiosk de krant. De snackbarlucht hangt als een dikke walm voor de elektrische deuren en houdt bijna iedereen tegen om naar buiten te gaan in de vroegkoude voorjaarsavond. Eén van de zwervers kijkt wazig uit zijn ogen naar E m i e l,
zijn lange natte haren plakken tegen zijn vervuilde gezicht.
Emiel knikt met zijn hoofd en begroet daarmee ook de kapper èn de sigarenboer. Emiel kent de zwerver nog uit zijn betere doen,
een héél intelligente jongen met een gymnasium oplei¬ding,
maar in zijn studententijd afgedwaald en nu al jaren een raadsel voor de medemens in de stad Haarlem.
De deuren klappen met een oorverdovend lawaai op het allerlaatste moment open.
Buiten helpt een taxichauffeur Emiel met het inladen van zijn spul¬len.
Een korte rit in de avond door de stad, brengt Emiel thuis.
1.3 De ouderwetse ontwikkelmachine staat nog steeds dag en nacht gereed.
Na de lange boot en treinreis laat hij zich verwennen.
Als Emiel zijn voordeur opent, worden zijn koffers halverwege in de gang gezet.
In gedachten overdenkt Emiel zijn laatste opdracht in Engeland voor het Haarlems Dagblad, waaraan hij als freelance fotojournalist is verbonden.
In de lange gang, van het Jansstraat herenhuis,
loopt Emiel tot halverwege de kelderdeur.
In de kelder bevindt zich zijn filmlaboratorium,
hij zet het werkmateriaal neer en start de ontwikkelmachine.
Op de trap naar boven vindt Emiel een briefje van zijn huurster van de eerste etage. Fluitend loopt hij de trap op.
1.4 Emiel wordt afgeluisterd en geschaduwd.
Parijs.” De huistelefoon gaat over in de serre, de huisbediende meldt,
“Ik heb M a u r i c e voor U, m o n s i e u r , onze Nederlandse medewerker is gearriveerd, wat is onze volgende stap?”
“Houdt hem in de gaten en bereidt hem voor op meer werk voor ons.
Hij is betrouwbaar.”
De telefoonlijn wordt verbroken.
1.5.Emiel leest het briefje op de trap.
Haarlem. Hallo Emiel,
Ik ben voor vier dagen op externe cursus en als ik me goed herinner kom je
maandag terug uit Engeland.
Zou je zo vriende¬lijk willen zijn mijn post boven te brengen en zoveel mogelijk de openslaande deuren open houden en de planten water geven?
Carla, heb ik nog in de supermarkt gesproken afgelopen zater¬dag,
zij is al op de hoogte,
Veel liefs, M a r i j k e B o s. “
1.6.De Fazioli & de Gretag.
Emiel slaat de klep open van de vleugel en begint te spelen,
eerst een paar eenvoudige oefeningen voor de linkerhand en dan voor de rechterhand.
Emiel speelt langzaam van muziekblad de Country Club van Scott Joplin.
Bij elke “Ragtime” staat boven aan de bladzijde,
Note: Do not play this piece fast, it is never right to play a “Ragtime” fast.
Composer.
Terwijl hij langzaam het muziekstukje doorloopt,
traint hij zijn motorische geheugen en bouwt de bewegingen op van zijn armen, polsen, handen en vingers.
Schijnbaar gedachteloos speelt hij moeiteloos het stuk door.
Zijn fotoreis komt in gedachten.
Als een chequelist laat hij de muziek klinken en kruist aan:
het fotomateriaal staat beneden,
de Gretag machine komt op temperatuur.
Er staat voldoende voorraad chemicaliën.
De ontwikkelmachine is een onderdeel van het uitgebreide computersysteem.
Als het filmmateriaal eruit loopt wordt het direct gescand en een back-up gemaakt voor transmissie naar het Haarlems Dagblad en direct doorgeseind naar zijn Franse werk¬gever.
Andersom kan ook, overgeseind materiaal kan worden bewerkt voor verschillende doeleinden.
Ondertussen speelt hij de “Ragtime” voor de derde keer van het muziekblad.
Emiel leest niet alle noten meer op het papier.
Bij sommige passages stopt hij en speelt ze een aantal keren heen en weer,
vooruit en achterste voren,
dan begint hij weer opnieuw.
1.7.Het afluisteren.
Parijs.” Met koptelefoon op zit Maurice mee te luisteren naar de “Ragtime” van Scott Joplin. Hij schakelt over naar de kelder, hij hoort de machine zacht zoemen en de verwarming gaat over op een hoger toerental. Met piepgeluiden wordt het gezoem onderbroken. Maurice weet, dat bij elke piep op de monitor van de ontwikkelmachine informatie verschijnt over de toestand van de machine.
1.8.Carla Hoes.
Haarlem.” Er wordt aan het achterraam getikt. Emiel speelt door en kijkt over zijn schouder en ziet C a r l a zijn buurvrouw, maîtresse steun en toeverlaat. Zij is ex-beroeps balletdanseres. Emiel speelt een slotakkoord en loopt naar het achterraam. Als hij de deur opent stapt hij opzij en laat Carla even binnen.
1.9.Maurice geeft zijn taak over aan Antoine.
Parijs.” Maurice schakelt zijn systeem uit. Hij vindt het welletjes en verheugt zich er al op, dat hij zich een paar dagen kan terug¬trekken. Hij zal “Antoine” inpraten.
Twee bureaus verder zit de broer van zijn werkgever met opgestroopte mouwen te werken op Internet in de computerbibliotheek. Al bijna twee weken lang is A b r a h a m gegevens aan het verzamelen voor zijn New York veilinghuis. Zijn handel is zeer lucratief, hij werkt met verschillende opdrachtgevers via een ingewikkeld netwerk van personen. Zelf werkt hij uitsluitend achter de schermen. Vaak krijgt hij opdrachten voor onmogelijke zaken.
Over het aanbod heeft hij niet te klagen, maar het vergt erg veel tijd zijn de opdrach¬ten goed voor te bereiden, hij doet veel r e s e a r c h, het aquireren heeft Abraham gedelegeerd. “ I call it a day, Maurice, je départ.”
Maurice glimlacht, als Abraham zijn mouwen naar beneden doet en het colbert aantrekt van zijn grijze streepjes pak.
Maurice denkt, die tweelingbroers lijken als twee druppels water op elkaar.
Als ze willen, kunnen ze ook mij voor het lapje houden.
Abraham vertrekt naar de villa Vincennes. In alle rust pleegt hij een aantal telefoontjes en verzoekt Ton Smid een klusje voor hem op te knappen.
1.10. Brechtel Brecht brengt schot in het opsporen naar misdaad syndicaten.
Luzern.” Op het bijkantoor van het kanton “Berner Oberland”
heeft B r e c h t e l B r e c h t zich voor onbepaalde tijd genesteld, zij is een van de kopstukken van E u r o p o l.
Brechtel Brecht werkt haar prognoses bij.
Ze werkt de prognoses bij voor het nieuwe jaar.
Het maakt haar een beetje somber,
het ondoorzichtige web van vooruitgang in de misdaad.
Ze dwaalt af van haar werk,
het sombere zakelijke gevoel gaat langzaam over naar blijheid en weemoed,
dat ze zo`n hoge post heeft bereikt binnen Europa.
Haar persoonlijke contacten stellen haar in staat,
naast haar normale werk veel contacten te onderhouden met de lobbyisten van grote industrieën, bedrij¬ven, landelijke overheden en euro defensiespecialisten.
Haar p o l i c y is zelf `buiten schot blijven` en
infil¬treren in de misdaad `syndicaten`.
Met enige spijt kijkt ze terug op haar loopbaan,
de tol die zij moest betalen,
ze heeft zich nooit kunnen hechten aan een leuke man en ze had toch heel graag kinderen willen hebben. Vaak praat zij haar spijt weer recht, door te denken,
`Bij dit werk past geen gezinsleven`. Toch blijft het voortdurend aan haar knagen,
`W a a r o m z o e k i k g e e n d e g e l i j k e b a a n`.
1.11.Jaloerse collega`s.
Haar mannelijke opponenten en collegae denken vaak,
my goodness ,
wat zou ik toch graag een keer met haar op stap willen.
Zo`n vrouw ontmoet je maar één keer in je leven, maar verdorie, dan ben je meestal zelf al voorzien. Ik kan me wel voor mijn kop slaan, dat ik daar vroeger nooit bewust naar op zoek ben geweest.
1.12.Pinnen, doe je overal!
Brechtel verlaat het kantoor op de P i l a t u s P l a t z.
Buiten gekomen loopt zij langs de Handelsbank.
Ze pint 500 Zwitserse franks en neemt een kamer in het Quaiho¬tel van de Franse zakenman Dizzy Ledzky.
1.13.Karel en de parfum van Carla Hoes.
K o o s van D u i n k e r k e n, de beste vriend van Emiel, loopt weg van zijn stamkroeg de `Blauwe Druif` en steekt de Oude Groenmarkt over.
Op het eerste parkeerplekje tegenover de Muziek winkel staat de J e e p van Emiel.
Hij stapt erin, start de motor en rijdt over het Klokhuis plein en Rivier Vischmarkt rechtsaf de Jansstraat in.
Hij neemt de tweede steeg rechts.
Karel stalt de auto in de garage naast de oude Kever van Emiel.
Op de terugweg naar huis slaat hij linksaf de hoek om de Jansstraat in.
Hij steekt een sleutel in het slot en loopt bij Emiel naar binnen.
Als hij de trap oploopt, ruikt hij al het parfum van C a r l a H o e s.
Carla zit op de pianobank.
Emiel maakt aanstalten om naar de kelder te gaan en laat Karel en Carla achter.
` Ik ben over een kwartiertje klaar `, zegt Emiel `tot zo `.
` Hé, wacht even, heb je zin om mee te gaan eten bij “Wilma en Albert”?
Ik trakteer,` zegt Karel. Na enige aarzeling zegt Emiel, ` Ja, omdat je zo aandringt,
ik wil een lekkere steak met salade en frites.
Bespreek maar vast een tafel achterin, halfnegen red ik wel. `
Emiel loopt de trap af met twee treden tegelijk.
Carla zegt laconiek,
` Mag ik ook mee Karel, voor de gezelligheid
P i m is er toch niet, ik vind het altijd zo leuk na Emiel`s reis.`
` Oké.` Zegt Karel en knuffelt Carla even.
1.14.De plantjes hebben nog geen water nodig.
De volgende dag staat Emiel vroeg op,
het is prachtig weer. Emiel wordt altijd vrolijk als de zon schijnt.
Hij loopt fluitend de trap af en gaat de kamer van Marijke binnen.
De post doe ik straks wel, denkt hij bij zich zelf.
Emiel’s gedachten nemen de vrije loop,
heerlijk in de stad wonen,
alles bij de hand,
ik heb er nog steeds geen spijt van,
Haarlem, Haarlem, Haarlem, je bent zo mooi, je bestaat al 752 jaar,
ik woon er slecht een gedeelte van, maar
de stad ademt,
de stad leeft,
de mensen zijn gezellig,
de politiek bevalt me matig,
er is teveel gezeur,
er verandert wezenlijk niets,
en dan de `houten` Haarlemmers, er is maar één Haarlemmer Hout, overigens lappen zij de politiek aan hun laars, de politiek heeft iets van onwerkelijkheid, het zijn papieren kaartenhuizen van trots,
opportunisten, je hoort erbij en hij heeft gehoord dat,
wéét U dat niet,
Néé?
Maar we nemen in het najaar een définitief besluit.
Emiel heeft niets op met de politiek, hij verdient er zijn brood mee,
daarmee basta, hij bruist van energie en hij neemt zelf zijn besluiten,
heerlijk, eigen baas èn zakken vullen .
1.15. `Parijs.`
Antoine hoort een hoop gekraak op de koptelefoon als Emiel de balkondeuren opent.
Hij denkt na en weet bijna zeker, dat het geluid komt van de dicht geschilderde scharnieren.
Hij draait de opname van de vorige dag nog eens terug en probeert er achter te komen, wie er bij de Haarlemmer zijn binnengekomen?
1.16 `Haarlem.`
Emiel inspecteert de kamerplanten van Marijke Bos. Ze zien er allemaal nog prima uit en hij vervolgt zijn weg naar de boven etage. Twintig jaar geleden kocht Emiel dit huis. Eerst heeft hij hier alleen gewoond, maar het bleek al gauw veel te groot te zijn voor hem alleen. Hij besloot te gaan onderverhuren. Met de eerste huurders sprak hij af, dat zij bij vertrek zelf voor een vervolghuurder moesten zorgen en sinds die tijd heeft Emiel daar geen omkijken meer naar. Op de beneden etage is het voor en achterhuis aan een ingenieurs adviesbureau verhuurd, zelf beschikt hij over de kelder.
Op de tussen etage woont nu M a r i j k e B o s, een alleenstaande vrouw, wel gezellig maar afstandelijk. Emiel zelf is enigst kind uit een huwelijk tussen Bogdanovich Ernst James, Engelsman en Josephine Marie Claire Ensor, Française. Zijn ouders hebben elkaar ontmoet vlak voor de 2de wereldoorlog in het later bezette Parijs. Van geboorte is Emiel Parijzenaar en sinds 1943 woont hij met zijn ouders in Nederland. Het Jansstraat pand stamt van origine uit circa de 13de eeuw, de dakkapel is voor het laatst met grenen hout is vernieuwd in 1850. De voorgevel is al jaren lang in de blauwe huiskleuren ge¬schilderd van het ingenieursbureau.
De buren van Emiel, Carla Hoes en Pim van Bakel zijn een leuk stel mensen.
Emiel waardeert zijn buren enorm zoals zij zijn, gewoon een `link` (= een Haarlemse uitdrukking voor leuk) stel mensen, maar ook vindt hij, dat zij elkaar teveel op de huid zitten. Emiel`s kamer, ingericht met veel ijsblauw wit en zwart afge¬werkt met niet veel opvallend koper is een met `vide` opgebouwde zolderetage, de zolder heeft een vloeroppervlak van ongeveer 90 m².
Met mooi weer zit Emiel vaak bij de buren op het dakterras met Carla, hij kent haar nu al twintig jaar, hij kan lezen en schrijven met haar en er is sprake van een ongedwongen rela¬tie. De zon schijnt vrolijk in de vroege voorjaarsmorgen.
Emiel loopt naar buiten. Als Carla, schaars gekleed, hem gewaar wordt, vliegt ze hem om de hals. Met haar vijfenvéértig jarige veel getrainde ballet lichaam ziet zij er fantastisch uit. In de loop der jaren is ze alleen wat molliger geworden, het misstaat haar geheel niet. Hij begroet haar, geeft haar een flinke knuffel en belooft haar op een ander moment zijn reisverhaal uit de doeken te doen.
Gisteravond kwam het er niet van bij het aangeboden dineetje van Karel van Ekendam.
` Vat geen kou, malle meid, je weet heus wel dat ik je bewon¬der,`
zegt Emiel met een vette glimlach op zijn gezicht.
Hij laat haar alleen achter en gaat weer terug naar binnen.
Terug op zijn etage wrijft hij in zijn handen van plezier en Emiel kijkt vergenoegd zijn zolderkamer rond.
1.17. `Luzern`, het Quai hotel, Ginger Ale en rode Médoc.
Brechtel Brecht heeft haar blauwe mantelpakje en haar blauwe Mohawks verruild, na een uitgebreid warm bad, voor een wollen deux-pièces van een bekende Parijse couturiér met bijpassende nylonkousen en donkerrode glimmende pumps met een middelhoge hak. Haar lange blonde haar draagt zij nu naar beneden met een gevlochten staart in het midden achter op haar hoofd, ze ziet er sensueel uit en zij beweegt zich ook anders door het hotel, nu zij op haar afspraak wacht in de lounge van het Hotel. Zij bestelt een Schweppes Ginger Ale met ijs. De bartender, die haar bedient, knikt haar vriendelijk toe. Het valt hem op, dat deze vrouw, die vandaag in het Quaihotel is ingetrokken er stralend uitziet. Haar bordeaux rode wollen jurk valt glooiend langs haar volslanke figuur. De eenvoudige halsketting en de smalle handtas van Gucci doet hem automatisch naar haar handen kijken. Geen overdreven lange nagels, zij draagt slechts twee ringen. Aan haar rechterhand draagt zij een gouden zegelring met een donkergroene gegraveerde steen en aan haar linker ringvinger steekt een smalle ring van witgoud met een parel en een zirkoon tegen elkaar bewerkt.
Het is kwart voor zeven in de avond als haar tafelheer haar tegemoet treedt in de lounge. Ze begroeten elkaar als oude vrienden. Vrijwel direct gaat het stel naar het overdekte glazen restau¬rant op de bovenste etage.
Aan het raam kijkt men uit over het Vierwoudstedenmeer en een gedeelte van de stad.
Het chique postkantoor is zichtbaar aan de overzijde en recht voor haar uit ziet Brechtel door het raam, hoe zij over de houten brug is komen lopen van haar kantoor.
De beroemde houten brug van Luzern is zichtbaar en doet haar denken aan de enorme brand, een paar jaar geleden.
Brechtel wordt uiterst galant naar de tafel gebracht.
Op de wenken van haar partner voor die avond, komt een ober voor de bediening geruisloos uit het niets te voorschijn.
Brechtel maakt een keus uit het menu.
` Ik schik me geheel naar U, madame`,
zegt haar tafelheer bescheiden.
`Goed, ik heb zin in toast met zalm vooraf.
Een brochette zonder uien en paprika.
Salade garnituur met fruit en gekookte aardappelen.
Ik drink vooraf een witte Graf Supérieur.
Bij het hoofdgerecht smaakt mij een rode Médoc`,
zegt Brech¬tel kordaat in korte zinnen,
als¬of zij dage¬lijks in hotels en restaurants vertoeft.
De conversatie tussen Brechtel en haar tafelheer begint gelijk zodra de ober is verdwenen. Het gesprek wordt op bescheiden toon gevoerd.
Punt voor punt lopen zij de `niet besproken` agenda door.
Namen en situaties worden zorgvuldig en opvallend vermeden.
Een buitenstaander, die ongemerkt zou zitten mee te luisteren, zou denken dat die twee elkaar heel goed kennen.
Opmerkelijk aan deze ontmoeting is, dat Brech¬tel nooit eerder haar tafelheer heeft ontmoet.
1.18. `Haarlem.`
Af en toe werkt Emiel voor zijn Franse opdrachtgever.
Merkwaardig genoeg kent hij het Paris Batch amper.
Wèl krijgt Emiel elke maand een `vette` cheque met vermelding:
Salaris/e¬molumenten Paris Batch.
Het geavanceerde computersysteem verzorgt al tien jaar lang zijn opdrachten.
Het is niet in zijn hoofd opgekomen om uit te zoeken,
voor wie hij eigenlijk werkt, in zoverre, het interesseert hem gewoon niet.
Juist het onregelmatige werk geeft hem plezier en voldoe¬ning en hij wordt er goed betaald. Zijn `photo`s en story`s zijn over de gehele wereld exclusief verkocht.
Reuze in zijn schik is Emiel met de gages en vooral zijn groeiende bankrekening.
Hij leeft eenvoudig, maar investeert in zijn bedrijven.
De enige luxe die hij zich permitteert is de restauratie aan zijn 30 jaar oude Volkswagen Cabriolet en de hobby, het bouwen van audio video , zend , ontvangst , telefoon en computerapparatuur. Op de zolderkamer prijkt een concertvleugel, Emiel`s passie en trots,`n Fazioli, de achtergevel moest er voor worden verwijderd.